Astro-blog 63: Een buitenaardse vulkaan

Op onze eigen maan komen voor zover we weten geen vulkanen voor. Op de maan Io van planeet Jupiter wel!

24 november 2010

Op dit moment is 's avonds in het zuiden de heldere planeet Jupiter zichtbaar. Wie er door een verrekijker naar kijkt, ziet in de buurt van Jupiter hetzelfde dat Galileo Galilei honderden jaren eerder al zag: vier van Jupiter's manen, lijkend op kleine sterretjes. Voor alle duidelijkheid: planeten, zoals de aarde, Jupiter, Saturnus en Mars, zijn hemellichamen die om de zon draaien. Om veel planeten draaien manen. De aarde heeft er ééntje, dè maan. Grote planeten zoals Jupiter en Saturnus hebben er tientallen. Io is één van de vier grootste manen van Jupiter. Dat het geen sterren zijn maar manen is zien aan de manier waarop in ze de loop der tijd van stand veranderen: Ze draaien om Jupiter heen als motten om een straatlantaarn.

Onze eigen maan is mooi om te zien maar nogal statisch. De kraters en bergruggen zijn lang geleden gevormd en er is vrijwel geen waarneembare activiteit meer. Met Io ligt dat anders, zoals uit bovenstaande, met een tussenpauze van 3 maanden genomen foto's blijkt. De opnamen zijn gemaakt door de Galileo ruimtesonde, die Io langdurig bestudeerd heeft. Het inwendige van Io blijkt een heksenketel, net zoals bij onze eigen aarde.

Opnamen van hetzelfde gebied van een hemellichaam, gemaakt op verschillende tijdstippen, zijn interessant, omdat ze eventuele veranderingen laten zien. Een ander voorbeeld daarvan zijn opnamen van geulen op Mars, die eerst "leeg" zijn, en daarna met iets lijken te zijn volgestroomd. Water? Dat is nog niet zo eenvoudig vast te stellen. Een derde voorbeeld is de altijd actieve atmosfeer van Jupiter zelf, met daarin de "rode vlek", een honderden jaren oude wervelstorm ter grootte van de gehele aarde. Onlangs vormde zich een nieuwe wervelstorm, die nog steeds groeiende is.

Soms moet er lang worden gewacht voor er weer een satelliet ergens in scheervlucht een kijkje gaat nemen. Veel mooier is het, als hij in een baan om een andere planeet of maan kan worden gebracht, waardoor bepaalde zaken langdurig in de gaten kunnen worden gehouden. Om in een baan om een planeet te komen moet de satelliet afremmen. Dat kost veel brandstof en die is schaars, om het lanceergewicht laag te houden en daarmee de lancering betaalbaar. Die baan weer verlaten om koers te zetten naar de volgende planeet kost opnieuw een hoop brandstof. Het is daardoor kiezen of delen: Een sateliet kan òf langdurig één planeet in de gaten houden, òf een glimp opvatten van meerdere planeten en manen. Vooral de buitenplaneten, Uranus en Neptunus, moeten het meestal met een glimp doen. Ze zijn ook niet het meest interessant. Het is er zo koud dat veel beweging niet te verwachten is. Mars daarentegen staat in een niet aflatende belangstelling van karretjes en satellieten die al van alles hebben ontdekt, van stoflawines tot waterijs. Toch weten we ook van Mars lang niet alles, net zomin als van onze eigen planeet, de aarde, waarop, ruim honderdvijftig jaar na de reis van Charles Darwin, nog steeds nieuwe dier- en plantensoorten worden ontdekt.

JdeH

Foto NASA